Terug naar Inleiding

Anarchronicon

J. en H. zitten aan een verweerde houten tafel, ieder een glas wijn in de hand. We bevinden ons in een kelder, wiens muren nauwelijks beschenen worden door het kale peertje boven de tafel. Wel strijkt het licht over een veelheid aan flessen, retorten, kasten en een met riemen en rubberen slangen versierde tandartsstoel.
J. en H., zo te zien een tweeling, zitten midden in een geanimeerd gesprek. De twee lege flessen onder de tafel en hun dikke tongen laten ons vermoeden dat zij reeds aan de geestrijke kant van de drank vertoeven.

J.: "De striptekenaar Hugo Pratt was de laatste echte avonturier van de twintigste eeuw. Deze held in de ware zin des woords is tijdens zijn leven door meerdere sekten en cultussen ter dood veroordeeld, omdat hij geheime waarheden, die slechts door ingewijden gekend mogen worden, via zijn strips naar buiten bracht. Hij is intussen dood, maar voor zover ik weet door een natuurlijke oorzaak."

H.: "Volgens een bepaalde Joodse stroming staat in de Thora de gehele en enige waarheid, heb ik wel eens gelezen. Dat is op zich niet wereldschokkend, er bestaan haast alleen geloven die beweren dat ze de waarheid in pacht hebben, en nog handzaam hebben samengevat in een boekje ook. Maar deze speciale Joodse stroming houdt nogal van geheimzinnigheid. Hermeneutiek hebben ze tot een levenskunst verheven. Ze beweren namelijk dat de Thora weliswaar de waarheid bevat, maar dat de letters in de verkeerde volgorde staan. Daarom zijn al die joodse jongetjes altijd met die schriftrollen in de weer. Al schommelend met hun hoofden, als een stelletje autisten bij elkaar, houden ze hun Thorax zo dicht mogelijk opgerold, zodat ze maar enkele letters tegelijk kunnen lezen. Zodoende worden de letters steeds belangrijker, en de betekenis van de tekst die ze lezen steeds minder. De letters beginnen te dansen in die schuddende, reciterende hoofden. Al duizenden jaren dansen die letters in die hoofden. En op een goede dag danst elke letter die er in de Thora staat, vanzelf naar de goede plek, en weten we eindelijk hoe het nou allemaal echt in elkaar zit."

J.: "Dat lijkt mij een vermoeiende bezigheid."

H.: "Ja, maar toch vond bijvoorbeeld de Kabbala ook dat nog veel te simpel, zo’n puzzelspelletje met lettertjes. Daarom doen zij het met cijfertjes. De bijbel is daar ook weer danig door beïnvloed. Het is niet voor niks dat Abraham op zijn negenennegentigste zijn voorhuid er af sneed, op zijn honderdste een kind kreeg en op zijn driehonderdenvijftiende stierf."

J.: "Ik ben bang dat ik er zelf nog nooit doorheen ben gekomen. Door de bijbel, bedoel ik. Hij is zo dik."

H.: "Dan moet je bij Abraxas zijn. Zijn cultus is zo geheim dat er geen heilig boek van bekend is. Binnen het opstandige systeem van Abraxas wordt er bovendien cijfermatig en dus degelijk afgerekend met elke vorm van braafheid. Het getal zeven staat bijvoorbeeld voor schijnheiligheid."

J.: "Zelf hou ik meer van het Transgalactisch Liftershandboek dan van Umberto Eco. De teksten zijn zeer bruikbaar om het leven zin en richting te geven. GEEN PANIEK!! is het beste credo wat ik ooit hoorde, en volgens mij is de vraag inderdaad belangrijker dan het antwoord."

H.: "Ik vond Amro Bank wel grappig."

J.: "Zeker, de zin van het leven, het heelal en de rest. Die kan men niet vinden in de hermetische traditie. Hermetisch is gesloten, naar binnen gericht, opgesloten in wat beschreven is. Hermeneutische teksten berusten op geloof in wetten en waarheid. De Messias, de priesters en de ingewijdenen vormen samen de geloofspolitie, die iedereen buiten hun kennis sluit om te voorkomen dat er iemand door krijgt dat ze eigenlijk helemaal niets weten en alleen maar wat naar hun navel staren.

Men moet de zin juist vinden in het naar buiten gerichte, het exaltatische, het chaotische, het dadaïstische. De zin van het leven is slechts te vinden vanuit een ruimteschip met een motor die op onwaarschijnlijkheidsaandrijving loopt. Douglas Adams vertelt ons precies hoe zo’n schip werkt. Als het schip op een bepaalde plaats is, gaat de boordcomputer na wat de meest onwaarschijnlijke plaats is om als volgend reisdoel te kiezen, en daarheen gaat dan de reis. Dat is alles, het is van een verbluffende eenvoud."

H.: "Uw denken lijkt mij eerlijk gezegd hermetischer dan Hermes zelf, zoals U alles stoelt op strips en SF-reeksjes."

J. (luistert niet): "En inderdaad, na wat oefening in het denken met onwaarschijnlijkheidsaandrijving zult U de toekomst kennen, of niet-kennen, wat verder hetzelfde is."


Na deze belangwekkende mededeling staat J. op en slaat H. tweemaal op het hoofd met een driekwart lege fles wijn. De eerste keer raakt hij niet goed. H. heeft na de eerste klap iets van een konijn. Bewegingsloos kijkt hij J. met waterige ogen aan. H. lijkt niet te beseffen wat er gebeurt. Ook wij hebben onze vraagtekens bij de gebeurtenis, en vragen ons af of dit een practicum onwaarschijnlijkheidsaandrijving is, of dat de schrijver wat meer spanning in de tekst wil brengen. Hoe dan ook, H.’s animisme geeft J. de kans om opnieuw uit te halen. De fles breekt op het neerzijgende hoofd van H.; wijn en misschien ook wel bloed stroomt over zijn hoofd en in de mouw van J., die vloekt als hij zijn elleboog nat voelt worden.

H. ziet sterretjes voor zijn ogen als de pijn van zijn hoofd door zijn lichaam trekt. Daarna wordt alles zwart. Zijn lichaam voelt slap als een vaatdoek, en hij kan het niet bewegen.
Het lijkt wel of hij drijft in een zee van watten. Hij wil braken, maar zijn spieren weigeren om zelfs maar aan dit oerinstinct gehoor te geven. Hij weet überhaupt niet zeker of hij nog een lichaam heeft. Het lijkt vloeibaar op de golven te golven, als hij begrijpt wat hij bedoelt. Hij is zo misselijk als een ***. Niet alleen zijn lichaam, maar ook veel woorden zijn op dit moment ongrijpbaar voor hem. Dat wordt een flinke ***er, denkt hij nog.

H. is aan boord van het edele schip de Anarchronicon. Zijn moeder wuifde naar hem voordat hij instapte. De hoge aluminium ladder op, het luik door, de vergrendeling die automatisch afsluit met een zuigend geluid. De motor maakt geen geluid bij het opstarten, dat is het meest onwaarschijnlijke. Door het ronde raampje met het dikke glas ziet hij nog steeds zijn moeder staan. Ze heeft een petje van Mickey Mouse op, en haar zomerjurkje waait op alsof ze in een pornografische persiflage op Marylin Monroe meespeelt. Dan zakt de grond weg onder het schip, en schiet hij door de ruimte.
Hij zwaait onderweg naar le Petit Prince, en laat de Baron van M. binnen als deze langs schiet op zijn kanonskogel. Beiden vallen hem echter tegen. De kleine prins ziet hem niet eens. Hij staart naar een boek, met het meest verwende en verveelde gezicht wat H. ooit heeft waargenomen bij een kind. En H. ziet zich genoodzaakt om Van Munchhausen op sobere doch humane wijze uit zijn schip te verwijderen nadat de laatste voor de zevende keer begint te beweren dat hij eigenlijk de schepper van de aarde is.
Het mannetje van de maan blijkt van dichtbij uit een rollercoaster van de Efteling te bestaan, en hij ontdekt dat de kraters enorme plastic puisten zijn, aangebracht om het effect te vergroten.
H. voelt zich opgelicht en depressief.


Hoe is het verder met J.? Zal hij doorgaan met zijn waanzinnige en gruwelijke experiment? De kelder lijkt donkerder dan voorheen, en wij zien nauwelijks meer wat hij doet. Legt hij H. daar niet juist in de tandartsstoel? Inderdaad, beste lezers, maar of het een daad van berouw is en hij H. tot bewustzijn tracht te brengen, of dat hij zonet begonnen is met het vastsnoeren en aan pruttelende apparaten koppelen van zijn arme broer, is voor ons niet te onderscheiden in de mist die plotseling op is komen zetten.

H. voelt hoe de halve fles voor een derde keer zijn hoofd raakt, daarbij geheel versplinterend. Andere spookbeelden schieten aan het ruimtetuig voorbij. Hij ziet de Demiurg, de oerknal en Shiva’s dans. Hij ziet het gestropdaste, met slangen in plaats van haar omringde hoofd van Wetenschap, wat met een maniakaal gezicht en grote moeite steeds tegen een doosje met de tekst "Pandora" aanstoot. Het doosje wankelt, en er lijken vreemde dingen onder het klepperende deksel weg te schieten, maar echt omkiepen wil het niet.
Hij ziet Leviathan ronddobberen in het niets. Hij ziet de Chinese draak zichzelf verorberen en weer uitspuwen. Vele profeten spreken tot hem. Sommigen herkent hij, maar hij verstaat er geen een.
Hij participeert zelf in het gebeuren, en kweekt een homunculus. Hij tracht lood in goud te veranderen, en ontdekt per ongeluk de formule voor porselein. Hij zit gevangen in meerdere gekkenhuizen en betaalt de beul om hem te wurgen voordat de brandstapel onder hem zal vlammen. H. manipuleert een muis genetisch, zodat er een voorhuid op het smalle ruggetje groeit. Hij is blij dat de mensen nu voortaan vrij kunnen kiezen voor de Islam of de Kabbala, omdat ze voortaan altijd terug zullen kunnen krabbelen als het tegenvalt, en bij H. een christelijke pre-Abraham-piel kunnen laten terugxenotransplanteren.

J. ontsteekt opnieuw in razernij, en grijpt een lege fles van onder de tafel weg. Drie maal slaat hij zijn broertje vol in het gezicht, en werpt dan met afschuw vervuld het wapen van zich af.
Wij hoeven niet langer te twijfelen. Bloed, en niet wijn, stroomt uit H.’s aan repen gescheurde huid.

H. begint steeds meer ******* te verliezen. Zijn geest sijpelt weg als zand tussen zijn vingers. Hij probeert te bedenken hoeveel permutaties er van het **** God bestaan, maar ook tellen behoort niet meer tot zijn mogelijkheden.
Dan flitsen de gebeurtenissen weer voorbij. Hij is de eerste vrouw op Jupiter, hij strikt zijn schoenveters voor hij naar zijn werk gaat, hij geeft zijn mannen de opdracht om met de pilum in de hand Gallië onder zijn knoet te brengen, hij ***** mee in een optocht van suffragettes, hij sabbelt aan een grote tiet met melk, hij verslaat een beer die zijn stam bedreigt. Alles gaat steeds sneller, en er is steeds meer alles. Hij kijkt diep ** het verleden, en ver ** de toekomst. Hij ziet alles wat er ooit is gebeurd, en alles wat er ooit nog moet gebeuren, zonder dat hij er ook nog maar enige *** op kan krijgen. ******* schieten hem te ****** als het ene anachronisme het andere opvolgt.
*. krijgt stelselmatig de **druk dat de geschiedenis en de toekomst een grote slang van Kundali vormen. Een slang die ** zijn eigen staart bijt. Alles is een cirkel van herhaling, ** plaats van een lijn van vooruitgang. Er is geen voor of achter ** dit **ferno. Er is geen beschrijving, geen ***** bruikbaar om nog ****** te *********. *. denkt ******* is ** staat ** te *********.

J. grist de derde fles van de grond. Zijn overhemd hangt uit zijn broek, zijn ogen zijn rooddoorlopen. Het zweet breekt de geweldenaar aan alle kanten uit als hij met een geheel verwilderd gelaat opnieuw driemaal uithaalt. Bloedspatten vliegen in het rond. Bij de laatste slag horen wij een droge knak uit H.’s bleke, in het niets starende hoofd door de ruimte kraken.


H.’s geest breekt door de chaos Oblivion binnen. De gruwelijke hoeveelheid gebeurtenissen die aan zijn dove ogen voorbijtrekken smelten samen. Het ene is niet langer te onderscheiden van het ander. Het ene volgt niet op het ander. Het ene en het andere vloeit samen tot een punt. De geschiedenis, het heden en de toekomst zijn niet op een in de ruimte voortspoedende tijdslijn te plaatsen. Chronos is evenmin een zich herhalende cirkel, een klok die maar rond en rond blijft draaien. Het experiment is geslaagd, hoe onmenselijk en gruwelijk het ook is in zijn methodes. De anarchamachine Anarchronicon heeft haar werk gedaan, al betwijfelen wij of J. daar ooit weet van zal hebben. Eindelijk is daar de enige ware waarheid!

De tijd is een punt.